Geschreven naar Herman Pieterson 1956
Petit bon
hier in de grauwe sombere kamer
zit een olijk hoofd tegenover mij
zijn vondsten zijn van gouden klater
zijn praten is al balkenbrij
uit Twente komt ie, het zal niet zo wezen
de schertspersoon, ons aller vrind
het is als of hij het niet kan laten
en steeds op nieuwe nonsens zint
hij moet als ik, ons land verdedigen
doch kolder is zijn specerij
daarmee zal hij zijn vijand overwinnen
zij sterkste wapen is zijn praterij!
ik kan me urenlang vermaken
met hem die recht uit Twente komt
en tussen diep-gewortelde gesprekken
zijn nieuwe gevonden nonsens pompt
mijn grote wens is eens te reizen
naar de streek waar mijn ami in woont
opdat ik Twentse lieden lere
'k weet zeker dat het de moeite loont
Geen opmerkingen:
Een reactie posten