vrijdag 4 januari 2013

Een weg die twintig maanden duurde

Toen Moers zich omdraaide, zag hij haar staan.
Haar haar hing in vuile grijze slierten over
haar hoofd dat, op zich genomen, niet eens zo oud leek.
Toch moest ze minstens zeventig zijn, te oordelen
naar haar gebogen gestalte, die een sprekend voorbeeld was
van wat reumatiek met een mens kan doen.
Haar ogen hadden die doffe glans van iemand die
veel leed heeft gekend en haar korte oogharen
versterkten de vermoeide uitdrukking die zij niet trachtte te verbergen.
" Uw schoeisel moet wel doorgesleten zijn " sprak hij, terwijl
hij vermeed naar haar schoenen te kijken.
Ze nam hem gelaten op en wachtte tot hij verder zou spreken.
De nevel was opgetrokken en rondom zag hij stoppels op de velden.
Stoppels die nu bevroren waren aarde hard als steen,
aarde die weer ging leven als de lente zou komen.
"Uw schoenen ..." begon hij weer en plots veranderen van onderwerp
" waarom volgt u mij toch? "
Zij keek hem zonder wat te zeggen aan.
Hij draaide zich om en vervolgde zijn weg. Een weg die al ruim twintig
maanden duurde, die ging van steden naar dorpen, van bedelen om werk
naar bedelen om werk. Een weg soms, als nu, hard bevroren
in de winter en stoffig in de zomer.
Langs velden die stijf waren van de kou, doch waar het koren
kon golven in de maaitijd.
Geel tot barstens gevuld met graan zouden de halmen
dan zwaaien op hun lange stengels. Een zee van koren
dat sissend neer zou vallen door de zeis.

Mannen em vrouwen zouden dan zwoegen in het
blikkerend licht van de zon.
De zon die nu ook aanwezig was, doch de bittere kou
nu niet kon verdrijven.
De kraag van zijn zware jas hoog opzettend
liep hij verder. Onder hem kraakte hier en daar ondiepe, bevroren plassen.
Die laarzen doen het best, dacht hij bijna hardop. Stevig varkensleer
had hij ervoor uitgezocht en ze waren gemaakt door een man
die zijn vak verstond. Het leer had hem gelijk aangestaan toen
hij het vond bij die oude huidenkoper. De man had gegromd toen hij
zijn uiterste prijs had gezegd maar, daar de tijden slecht waren,
had hij toegestemd.
André Adreowitch moest ze maken, dat stond gelijk vast. Maakte
hij immers niet die laarzen van zijn vader? Laarzen waarvan
hij hoopte ze eens te erven als hij groot zou zijn.
Maar toen het zover was had hij de kans niet gekregen. De oude
Moers was gewoonweg verdwenen.
Nee, niet zomaar. Er waren voorbereidingen getroffen door ieder
in het gezin. Zelfs de honden waren merkbaar nerveus. Deze reis
zou veranderingen brengen voor ieder. De oude Moers zou
met sleeën vol huiden terug komen! Huiden die de opgelopen
schulden zouden omzetten in een periode van voorspoed.
Het was helaas anders gelopen. Na weken van spanning was er
bericht gekomen vanuit het andere district. De slee was gevonden
maar dat was dan ook alles. En zo was ook de droom van
de laarzen wreed verstoord.
Moers slofte verder en voelde zich vuil en ongeschoren. Vreemd,
dat gevoel kende hij anders niet en nu overviel het hem haast.
Met zijn eeltige hand betaste hij zijn twee dagen oude baard en
voelde zich schurftig. De eerste barbier die hij tegen
zou komen moest van hem rap weer een normaal
mens maken.

Toen het knapperend vuur hem verwarmde en ongetwijfeld
was daar de wijn ook niet vreemd aan, realiseerde hij
zich dat hij wel op zijn uitgaven moest gaan letten.
De kapper, de wijn en de verteringen van de laatste dagen
deden zijn geld dusdanig slinken dat werk nu
een hoogst welkome zaak werd.
" Is er in dit stinkend gat nog werk te krijgen ", vroeg hij
de waard, die geleund met zijn dikke buik tegen de tapkast,
hem lodderig aankeek.
" Stinkend gat? " " De vliegen zullen je vreten", antwoordde
hij nijdig.
" Ach, ik meen het niet zo naar" sprak Moers en keek hem
hoopvol aan.
"De vliegen zullen je vreten, maar toch weet ik wat voor je"
Moers nam zijn glas, stond op en liep naar de man toe. Zijn gezicht
had aan beiden zijden een fris rode kleur welk vreemd afstak tegen
de paarsachtige huid er tussenin. Een prachtige zilverachtige
baard gaf het geheel toch wel een sympathieke uitdrukking. Kleine
oogjes met weinig wit keken Moers nu fel aan.
" Waar kom je vandaan " informeerde hij.
" Mijn vader ..."
" Ach laat maar, je kan liegen of de waarheid spreken en
ik kan toch het verschil niet merken. Wat zoek je voor werk,
ik bedoel,  wat is je vak?"
"Vak?..." stotterde Moers.
"" ik was van alles, ben bereid alles te doen als het maar
een stuk brood en een glas wijn oplevert.
De waard kwam lui achter zijn tap vandaan en liep
naar de deur. Buiten wees bij met een wijds gebaar
naar de bevroren velden.
" Daarginds, bij die hoeve, heeft men altijd wel werk te doen. Mits je
eerlijk bent.
Zodoende slofte Moerss na de maaltijd weer door de velden. Hij dorst
niet achterom te kijken, maar kon het toch niet laten.

De vrouw slofte ongeveer 20 meter achter hem aan.
Het begon vervelend te worden, vond hij. Eerst had het
hem benauwd, had hij zich afgevraagd wat ze van
hem moest. Nu verveelde het hem enkel.
De reden van haar volhouden interesseerde hem niet meer.
Overigens moest ze zelf wel een gegronde reden hebben
of ze was idioot. Ja, dat kwam hem het meest logisch voor.
Ze was idioot en dat kon je aan haar hele gezicht wel zien.
Had hij haar dan toch zo goed opgenomen, de laatste keer?





Geen opmerkingen:

Een reactie posten